Books: Fame in the 20th Century — Recensie in Nederlands | clivejames.com
[Invisible line of text as temporary way to expand content column justified text width to hit margins on most viewports, simply for improved display stability in the interval between column creation and loading]

Fame in the 20th Century: Recensie in het Nederlands

Achille van den Branden

Fame in the 20th century was oorspronkelijk een televisieserie, die Clive James maakte voor de BBC in 1993. In acht afleveringen, elke aflevering gewijd aan een ander decennium, onderzochten hij en zijn team het bizarre verschijnsel 'roem' aan de hand van 250 wereldberoemde mensen. Ook het boek bij de serie is geen sociologische verhandeling, en ook geen encyclopedie op badinerende toon zoals Anton Moonen schreef, maar een aaneenschakeling van korte bio's. James schetst hoe celebrities beroemd werden en waarom. Het boek opent met een prachtige quote van Rainer Maria Rilke die weinig marge laat: "Roem is de som van alle misverstanden die zich ophopen rond een naam."

Fame in the 20th century is prettig leesbaar, al dragen de teksten duidelijk de sporen van de televisieserie. James moet zich beperken tot enkelvoudige zinnen en dat zint hem niet helemaal: "The commentary of any documentary programme is, or should be, less like an essay than like a song lyric, except that it combines with pictures instead of music". Bovendien mist de lezer soms de intonatie waarmee James zijn grapjes maakt. Heel leuk, niettemin, blijven de bijschriften bij het copieuze illustratiemateriaal in het boek. Onder een buste van een Romeinse keizer met een verweerde neus staat er dan:

Julius Caesar pioneered many features of modern fame. He wrote memoirs (the Commentariorum), spoke in sound bites (‘I came, I saw, I conquered’) and formed a David Bowie-style relationship with an exotic famous female (Cleopatra). Some statues suggest a possible cocaine habit.

Wereldberoemd, ondervonden James en de zijnen al snel, ben je alleen wanneer je ook ruime bekendheid geniet buiten je vakdomein. Iedereen kent Louis Armstrong, ook wie niet van jazz houdt. Pelé werd de bekendste voetballer ooit, ook in de Verenigde Staten, waar men niet warm loopt voor de sport. Zelfs de grootste cultuurbarbaar weet wie Pablo Picasso is. John McEnroe kon ook niet-tennisliefhebbers amuseren met zijn recalcitrante gedrag. En je hoeft niet thuis te zijn in opera om te weten waar Pavarotti voor staat.

Fame concentreert zich op de twintigste eeuw — niet toevallig de eeuw waarin de massamedia steile opgang maakten. Roem hangt nauw samen met de media die de roem van iemand verspreiden. Zelfs het prestige van een opzichtige pyramide, tumulus of mastaba, kon in antieke tijden alleen maar bewonderd worden door wie die grafmonumenten bezocht had. Roem kon zich alleen verspreiden via een liedje, sterk verhaal, of beeltenis.

Het zorgde ervoor dat bekendheid vooral heersers en tirannen toekwam. Jezus Christus, schijft James, was de eerste man die wereldberoemd werd zónder die wereld met gewelddadige middelen te hebben veroverd. Het geheim: hij droeg een krachtige boodschap uit die tegelijk vatbaar was voor verschillende, zelfs tegenstrijdige interpretaties.

De Donkere Middeleeuwen waren een duistere periode zonder veel beroemdheden, op enkele brute veroveraars zoals Attila de Hun en Dzjengis Khan na. Michelangelo was een van de weinigen die wereldwijde faam verwierf op artistieke wijze, maar dan zitten we al volop in de Renaissance. De drukpers was een handig middel om roem te verspreiden, maar ook die uitvinding zou vooral de roem van machthebbers ten goede komen. Napoleon veroverde Europa met het zwaard, niet met de pen, maar zorgde er wel voor dat iedereen over hem bleef schrijven. Tot ver in de negentiende eeuw waren mannen zoals hij de enige individuen over wie de geschiedschrijving sprak.

Stilaan werden de media echter een factor van formaat, een gegeven met een heel eigen dynamiek. Toen Lincoln (veertig jaar na Napoleon) president van de Verenigde Staten werd, kon hij niet meer buiten de waarde van bekendheid heen, schrijft James. Als vooraanstaand politicus moest hij wel omgaan met de media. Soms kwam hem dat heel goed uit.

When Lincoln spoke at Gettysburg, hardly anybody was there to hear it. Perhaps it was a good thing. He had a high, not very satisfactory voice, its timbre nothing like as sonorous as his syntax. With no means of transmitting sound, the speech drifted away on the wind. But when the words appeared in paper, it was almost like being there, and probably better.

Een ander medium dat opkwam in de negentiende eeuw, was de fotografie, die de impact van bekendheid exponentieel deed toenemen. Iemand kon voor het eerst overal ter wereld opduiken. De beeltenis hoefde niet eens aan de muur te blijven hangen. Nóg krachtiger zou de uitvinding van het bewegende beeld zijn, een medium dat wordt gedomineerd door de Angelsaksische landen, de Verenigde Staten in het bijzonder.

There are no famous Tibetans except the Dalai Lama, and when the Chinese took over his country he had to leave Tibet, which effectively left it with no famous Tibetans at all. There are few famous Nepalese, they are all called Sherpa something, and Sherpa Tensing is the only one who remained famous after the latest foreign climbing expedition went home. The only Japanese the whole world knows the name of without being told is Yoko Ono. As the century nears its end and Japanese economic power asserts itself, Midori Ito is famous among skating fans, Isao Aoki is famous among golfers, and there are several Japanese Formula One drivers famous among followers of motor sport. But the only truly world-famous Japanese got that way because she married John Lennon. And John Lennon got that way because the Beatles got famous in America.

De combinatie van beeld en geluid zorgde ervoor dat het publiek dichter dan ooit op de huid zat van beroemdheden. Eeuwenlang hadden mensen het moeten stellen met vage echo's en getuigenissen uit de tweede hand. Geschiedschrijving diende vaak propagandadoeleinden, en de personencultus nam nog niet de gedaante aan van biografieën vol persoonlijke weetjes. Caesar, bijvoorbeeld, schreef dan wel memoires, maar die gingen vooral over veldslagen.

He has been criticized for not writing even more about the battles instead of digressing to boast how he could also build bridges. He should have digressed more often. The commentaries would have served him better for containing some of the self-justification that modern politicians go in for. Caesar had a lot to justify: he owned gladiators, for example, until he was forced to sell them. But he had little about himself, so Suetonius and Plutarch could say about him what they pleased. The result was a blurred image. Caesar’s fame was transmitted succesfully to the future, but his character was left open to interpretation. Shakespeare’s Caesar couldn’t make his mind up about whether to stay home on the Ides of March as the soothsayer advised. Serious moviegoers in the fifties of our century who saw the Hollywood Julius Caesar got the impression that Caesar was a bit of a buffer who looked like Lous Calhern. Less serious moviegoers in the sixties who saw the Hollywood Cleopatra got the impression that Caesar was a decisive, tersely eloquent demigod who looked like Rex Harrison. The only consistent impression of Julius Caesar prevailing through the centuries has been the one about how he got famous in the first place — by acquiring a monopoly of power. Along with the power to rule came the means to have one’s name propagated, first an instrument of adminstration, then — if the man went mad — as and end in itself.

Tegenwoordig wordt ons van celebrities geen intiem detail bespaard, en we vinden dat niet meer dan normaal. Fame is dus ook het verhaal van een verwording. Het verschijnsel roem is in een eeuw tijd behoorlijk gedevalueerd. In de twintigste eeuw, toch een era waarin de wetenschap haar ontmythologiseringswerk met gezwinde pas voortzette, werd roem een zelfstandige grootheid. Toen de epoche begon, was men bekend omdat men tot uitzonderlijke daden in staat was. Naarmate de twintigste eeuw zich ontrolde werden echter steeds meer mensen beroemd omdat ze… beroemd waren. Soms ging de publieke persona van een beroemdheid een eigen leven leiden en werd de grens tussen feit en fictie bijzonder flou. De dood van J.R. kon alleen in de twintigste eeuw een wereldwijd nieuwsitem worden.

Het boek van James loopt maar tot de jaren negentig. Recentere ontwikkelingen zijn echter makkelijk in kaart te brengen. Dat beroemdheid nieuwe beroepscategorieën heeft besmet — koks, topmodellen, noem de hele zwik maar op — is één zo'n ontwikkeling. Dat het fenomeen 'famous for being famous' nieuwe dimensies heeft bereikt met figuren als Paris Hilton, een tweede.

Veel belangrijker is echter de notie dat iedereen tegenwoordig grote bekendheid kan vergaren. Realityprogramma's offreren gewone mensen met normale talenten nationale faam. En met de komst van YouTube kan in principe iedereen met breedband internet zich mondiaal in the picture spelen.

Tegelijk is roem nog nooit zo vergankelijk geweest. Kijk er Google Trends maar op na. Via die applicatie valt na te gaan hoe vaak op een woord of naam is gezocht met Google, en is er ook een vergelijking tussen steden, landen en talen in zoekgedrag mogelijk. Verder is te zien welke gebeurtenissen hebben gezorgd voor een sterke toename van het gebruik van een bepaalde zoekterm.

Een cruciale opmerking die ik miste bij James is het gegeven dat, vroeger en nu, bekendheid vooral uitvoerders ten deel valt. Acteurs worden beroemd met teksten die andere mensen hebben geschreven. Politici worden beroemd terwijl ze een heel leger adviseurs achter zich hebben. Waar blijven de wetenschappers in dit overzicht? De filosofen? Uitvinders? De weinige schrijvers in het boek raakten bekend buiten hun boeken om. Salman Rushdie als martelaar, Alexander Solzjenitsyn als politiek activist, Ernest Hemingway als allround mannetjesputter.

> lees een fragment uit dit boek op Prins van Denemarken
> http://www.imdb.com/title/tt0128875/
> http://en.wikipedia.org/wiki/Fame_in_the_20th_century
> http://en.wikipedia.org/wiki/Superstar
> Clive James, Fame in the 20th century
256 p.
Uitgeverij BBC Books, 1993

De ster van Kermit de Kikker op de Walk of Fame in Hollywood, afbeelding via Wikipedia

1900-1927
Thomas Alva Edison stond aan de basis van twee uitvindingen waardoor beroemdheden de twintigste eeuw zouden bepalen: bewegende beelden en opgenomen geluid. Hoewel zelfs Edison niet op het idee kwam ze te combineren. Transportmiddelen om de geschoten beeldjes snel de wereld over te brengen, stonden dan nog niet helemaal op punt, maar Teddy Roosevelt had de impact van de nieuwe media als een van de eerste politici goed begrepen. Hij was de peetvader van een generatie presidenten-performers: Eisenhower, Nixon, Kennedy, Reagan.

Later, door de uitvinding van de close-up konden de kleine figuurtjes op film echte sterren worden. "Larger than life, different from life, it took on more meaning than it had in reality. (…) It was a way for the human race to worship itself in ideal form. It still is. It happens in public, but it’s as private as self-love."

Stilaan gebeurde er iets raars. Echte mensen werden gedwongen naar hun imago te leven: intelligent, onschuldig, roekeloos of heldhaftig. Buffalo Bill zag er meer cowboy uit op het scherm dan in werkelijkheid. Maar dit soort roem was voorlopig alleen een Amerikaans gegeven; Europa keek neer op Amerika, waar mensen naartoe gingen omwille van het snelle geld, en produceerde voorlopig enkel beroemdheden die iets konden.

Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak werd het nieuws gedomineerd door "ferme, negentiende-eeuws ogende snorren": Wilhelm II, Hindenburg, George V, Lloyd George, Lord Kitchener. Toen miljoenen mensen de dood vonden in de strijd werd de gewone soldaat een held. Een van de uitzonderingen was Lenin, de theatrale gangmaker van de Russische Revolutie.

De cinema had in deze periode een voorkeur voor historische, romantische helden. Chaplin was de eerste die roem oogste met het uitbeelden van een gewoon twintigste-eeuws mannetje. Greta Garbo bracht roem een sensuele touch bij, hoewel ze speelde in stille films. De dood van Rudolph Valentino maakte duidelijk dat roem een brute kracht was, die beroemdheden kon ontregelen.

Andere namen: Queen Victoria, Leo Tolstoj, Arthur Conan Doyle, Rudyard Kipling, Caruso, Louis Blériot, Madame Curie, Sarah Bernhardt, Isadora Duncan, Florence Lawrence, Houdini, Robert Falcon Scott, Roald Amundsen, Jack Johnson, Baron von Richthofen, T.E. Lawrence, Henry Ford, Douglas Firbanks, Mary Pickford, Rudolph Valentino.

1918-1932
Europa gaf nog steeds de toon aan qua beroemdheid. De oude empires bewaarden hun trots, hoewel de tussenkomst van Amerika het einde van de oorlog had bespoedigd. Met het opkomen van de "leisured class" nam het aantal zaken toe waarin men beroemd kon worden. Sport, bijvoorbeeld: cricket, baseball, boksen. Sporthelden bleken ook nog eens duurzame beroemdheden: wat ze goed konden, deden ze elke week opnieuw op het sportveld.

Een nieuw fenomeen zag het licht: de celebrity. Dit waren beroemdheden die niet alleen beroemd waren om wat ze deden of konden, maar ook omwille van hun leven naast de bühne. Het publiek was geďnteresseerd in hoe ze privé leefden. Zelfs notoire slechteriken, zoals Al Capone, vergaarden roem. Misdaad werd showbusiness. Een ander soort business, de muziekbusiness, werd wel nog steeds geleid werd door blanke mannen. Louis Armstrong, een revolutionaire zwarte muzikant, werd gekneed tot entertainer volgens de wensen van zijn entourage.

De massamedia waren niet geďnteresseerd in de artistieke kant van beroemheden. Noch in de intellectuele kant. De theorieën van Freud werden versimpeld weergegeven. Einstein werd beroemd omdat hij zou gezegd hebben dat ‘alles relatief was’. Vele kunstenaars trokken naar Parijs, omdat ze daar serieus genomen werden. Coco Chanel ontwierp met haar kleren een nieuw soort aristocratie, "as if to have chic was a birthright better than birth." Zij begreep als de beste dat je de geschreven pers moest voeden met voorgekauwde stukjes. In Amerika was Broadway het mekka van de lichtere entertainment-industrie. Het had de energie, die het oude Europa misschien niet meer had. Waar Garbo nog iets mysterieus had, had Mae West het hart op de tong.

Andere namen: Suzanne Lenglen, Anna Pavlova, Nellie Melba, Malcolm Campbell, Henry Seagrave, Amy Johnson, Jack Hobbs, Don Bradman, Babe Ruth, Jack Dempsey, Charles Lindbergh, Duke Ellington, Josephine Baker, Ernest Hemingway, F. Scott Fitzgerald, Igor Stravinsky, James Joyce, Pablo Picasso, Gertrude Stein, Noël Coward, Al Jolson, Laurel en Hardy, The Marx Brothers, Marlene Dietrich, Maurice Chevalier, Jeanette MacDonald, Jean Harlow, Cary Grant, George Gershwin, Fred Astaire, Ginger Rogers, Bruna Hauptmann.

1930-1939
In de jaren dertig volstond roem in Europa om over de hele wereld beroemd te zijn. De hoogopgeleide Europeanen haalden hun neus op voor de grote speeltuin die Amerika was. De krach van Wallstreet leek ook werkelijk op het failliet van het kapitalisme te wijzen. Echte politiek scheen in Europa bedreven te worden, door supermannen van het type Mussolini en Hitler: showman en staatsman in één. In de Verenigde Staten waren politiek en toneel nog van elkaar gescheiden: de macht lag in Washington (Roosevelt met zijn New Deal), roem in Hollywood (waar van populaire dagdromen cultuur werd gemaakt).

Het eerste kindsterretje werd geboren, Shirley Temple. Mannelijke hoofdrolspelers verloren iets van hun mysterie en mochten voortaan gewone mannen uitbeelden. De Europese femme fatale verloor terrein ten faveure van toegankelijke, goedlachse Amerikaanse actrices, die geleidelijk aan ook voor hun rechten opkwamen (Bette Davis). Lieden van koninklijke bloede verloren hun onaantastbaarheid. Een gewone zwarte atleet zoals Jesse Owens won vier gouden medails op de Olympische Spelen.

Andere namen: George Bernard Shaw, Rudolph Hess, Johnny Weissmuller, Bing Crosby, Arturo Toscanini, Gary Cooper, James Stewart, Henry Fonda, John Wayne, James Cagney, Erroll Flynn, Clark Gable, Joan Crawford, Orson Welles, koning Edward VIII, Jesse Owens, Joe Louis.

1939-1945
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte roem eventjes weer als vanouds: alleen mensen die belangrijke dingen deden werden beroemd. Met dit verschil: ze waren zich nu wel bewust van de impact van de media. Churchill herhaalde zijn speeches voor de House of Commons nog eens op de radio. Staatsmannen zorgden ervoor samen te vallen met hun land: Hitler was Duitsland, Mussolini was Italië, Stalin was Rusland, De Gaulle was Frankrijk, Roosevelt was Amerika. Beroemde personages waren het, die een conflict op wereldschaal inzichtelijk maakten voor het grote publiek.

Hollywood bleef onverminderd dienst doen als droomland. In Gone with the wind werd een oude oorlog verbeeld, terwijl een nieuwe ophanden was. Sommige Hollywoodsterren zakten naar Europa af om voor de Amerikaanse troepen te performen, zongen liedjes over de oorlog of gleden af naar pin-up girl-status. Hitler dacht intussen werkelijk dat zijn persoonlijkheid het verschil zou maken. Maar de enige superman die ongeschonden uit de oorlog kwam, was Stalin. Na de oorlog werd het ‘verzetsgehalte’ van beroemde mensen opgeschroefd, juist omdat ze beroemd waren.

Andere namen: Judy Garland, Vivien Leigh, Charlie Chaplin, Humphrey Bogart, Hirohito, Hideki Tojo, Hermann Goering, Heinrich Himmler, Erwin Rommel, Bernard Law Montgomery, Lord Louis Mountbatten, George Formby, Vera Lynn, Douglas MacArthur, Glenn Miller, Frank Sinatra, Bette Grable, Rita Hayworth, Katharine Hepburn, Dwight D. Eisenhower, generaal Patton, Ghandi.

1945-1960
Na de Tweede Wereldoorlog bleven er twee machtige naties over, waarvan slechts eentje rijk was. Amerika turnde zijn productiecapaciteit van wapens om in electrische en electronische apparaten. Eén apparaat was niet alleen maar nuttig, maar bood ook ontspanning: de televisie. De eerste personality shows verschenen op de Amerikaanse televisie. In Engeland werd de kroning van Elizabeth II een instant-hit. President Eisenhower wist dat hij geen andere keus had om van het medium gebruik te maken. Joseph McCarthy gebruikte het ding in zijn strijd tegen het communisme, maar werd ook neergehaald door hetzelfde medium.

Hollywood werd gefascineerd door ongerepte seksualiteit. Buitenlandse actrices zoals Sophia Loren stonden er borg voor, en natuurlijk Marilyn Monroe. Met de bonkige Joe Dimaggio vormde zij een archetypisch koppel. Frankrijk had zijn Brigitte Bardot. Grace Kelly verloste Hollywood van het minderwaardigheidscomplex als zou het geen raffinement bezitten. De beroemdste regisseur zou evenwel een Brit worden, Alfred Hitchcock.

Hugh Hefner turnde hedonisme niet om tot een filosofie (dat was het altijd al) maar tot een plicht, en maakte van erotiek en seks een massaproduct. Picasso stond symbool voor het autonome artistieke genie. Frank Sinatra was het prototype van de man die zijn lot in eigen handen nam en alles op zíjn manier deed.

Marlon Brando was de eerste echte moderne filmster, niet iemand die zijn regels opzei, maar ook de suggestie gaf dat er een emotionele crisis broeide in de acteur zelf. James Dean bracht het vrouwelijke kantje in de acteur tot leven. Beiden waren rebellen. Ook in de muziek kwam het rebeltype op: Bill Haley en Elvis Presley. Ondertussen was de televisie erin geslaagd iedereen die op de buis kwam te duwen in de rol van acteur, van Nixon tot Chroesjtsjov.

Andere namen: Lucille Ball, Liberace, Edmund Hillary, Sherpa Tensing, Paul Robeson, Diana Dors, Guy Gibson, Douglas Bader, Kenneth More, Alec Guinness, Hugh Heffner, Billie Holiday, Charlie Parker, Miles Davis, Farouk van Egypte, Aly Khan, Juan Manuel Fangio, Stirling Moss, Aristoteles Onassis, Eva Peron, Juan Peron, Albert Schweitzer, Yukio Mishima.

1960-1969
De jaren zestig waren na de jaren twintig het tweede beroemde decennium van de twintigste eeuw. De Amerikanen kozen een president (Kennedy) die eruitzag en het privé-leven leidde van een filmster, inclusief een aantrekkelijke First Lady. De Amerikaanse cultuur werd dominant, hoewel de Britse filmindustrie (James Bond), de Franse regering (De Gaulle) en de Russische ruimtevaart (Gagarin) daar iets probeerden aan te doen.

The Beatles brachten een Britse versie van de Amerikaanse populaire muziek. Een Amerikaanse evangelist als Billy Graham trachtte als een rockster de christelijke waarden onder de aandacht te brengen. Che Guevara was een rockheld in gevechtstenue. En dan was er ook nog Warhol:

Twentieth-century fame had always been a value-free commodity. The notion that its freedom from value might be a value in itself — that famous people inhabited a world worth more than ours even when they were worthless — was promoted by the New York artist and style guru Andy Warhol. He first won fame for pop paintings that looked as if anyone could have painted them. He won further fame for making movies that looked as if anyone could have made them. His fame was doubled when he signed his name to silk-screen posters of other famous people, increasing their posthumous fame while causing some experts in pharmacology to observe that he looked as if he had already achieved posthumous fame while he was still alive. His fame was redoubled when one of his followers shot him.

Individuen bleven het boegbeeld van brede ontwikkelingen. Mao palmde de Franse intellectuelen in. Martin Luther King was het hoofd van de burgerrechtenbeweging. Maar individuen zijn natuurlijk kwetsbaar: de vijanden van Martin Luther King meenden de hele beweging te onthoofden als ze zijn leider doodden. Het feit dat de Amerikaanse president heel zijn land vertegenwoordigde, werkte in het geval Nixon tegen hem.

Andere namen: Sean Connery, John Profumo, Christine Keeler, Peter Sellers, Richard Burton, Elizabeth Taylor, Rudolf Noerejev, Lee Harvey Oswald, Bob Dylan, The Rolling Stones, Maharishi Mahesh Yogi, Mohammed Ali, Lyndon Baines Johnson, Robert Kennedy, Leonid Brezjnev, Charles Manson, Neil Armstrong.

1969-1981
In de kwarteeuw na de Tweede Wereldoorlog werd Amerika de onbetwistbare politieke (Nixon en Kissinger) en culturele leider (Waar was de Russische Presley, de Chinese Sinatra?) van de wereld. Na de heropleving van Marlon Brando kwam Hollywood op de proppen met een trits succesvolle mannelijke acteurs, de 'gorilla’s'. De televisie bracht dan weer een pleiade aan "maverick crimefighters", waarvan de schermnamen bekender werden dan de namen van de acteurs. TV-acteurs konden zich in populariteit beginnen meten met filmacteurs.

Uit de Derde Wereld kwam de ster die Amerika niet meer kon leveren: eerlijk, knap, bescheiden en talentvol: Pelé. John McEnroe kreeg een publiek voor het scherm dat niet eens geďnteresseerd was in tennis. Abba zong hun liedjes in een soort Euro-Engels. De Baader-Meinhofgroep werden de eerste gemediatiseerde terroristen.

Andere namen: Henry Kissinger, Jane Fonda, Jack Nicholson, Warren Beatty, Clint Eastwood, Robert De Niro, Robert Redford, William Conrad, Peter Falk, James Garner, Telly Savalas, Howard Hughes, Charlton Heston, Robert Wagner, Richard Chamberlain, Paul Newman, Steve McQueen, Mark Spitz, Boris Spassky, Bobby Fischer, Olga Korbut, Aleksandr Solzjenitsyn, Bjorn Borg, Billie Jean King, Chris Evert, Jimmy Connors, John McEnroe, Bruce Lee, David Bowie, Patty Hearst, Idi Amin, Woody Allen, Dustin Hoffman, Meryl Streep, Barbra Streisand, The Sex Pistols, Larry Hagman, Jimmy Carter.

1981-1992

Reagan kwam aan de macht in Amerika, Thatcher in Groot-Brittannië. Prinses Diana werd het ideale media-doelwit: model, cover-girl, danseres, verpleegster, actrice in een stomme film én wandelende constitutionele crisis. Zij werd het het voorwerp van een nooitgeziene bemoeizucht van de pers. Ook monarchie ging deel uitmaken van de showbusiness.

Aan de andere kant van de oceaan belichaamde Sylvester Stallone (Rocky en Rambo) de Amerikaanse droom om de trots van de natie te herstellen, puur op basis van individuele wilskracht. Het zou echter Arnold Schwarzenegger zijn, niet eens een geboren Amerikaan, die dat ideaal werkelijk waarmaakte.

Michael Jackson werd de beroemdste entertainer van zijn generatie, misschien van alle generaties. De tieners die zijn platen kochten waren allang geen rebellen meer maar gewillige consumenten — het uiteinde van een marketingstrategie. Dat Jackson zijn huid lichter liet maken, achtten die miljoenen fans zonder politieke bijbetekenis. Jackson zelf leefde in een droom en liet zijn Neverland aanleggen. Andere magische koninkrijken uit de jaren tachtig waren Dynasty en Disneyland.

Madonna entte haar talenten dan weer bewust op de iconen uit het verleden, o.a. Marilyn Monroe. Zij besefte meer dan wie anders dat een beroemdheid ‘een mysterie is dat iedereen kende’. Ze schuwde ook de schandalen niet. Slechte publiciteit is ook publiciteit. Live Aid maakte duidelijk dat popsterren geloofden dat ze macht hadden die deze van regeringen oversteeg.

Andere namen: Lech Walesa, Michail Gorbatsjov, Vaclav Havel, Ayatollah Khomeini, Salman Rushdie, Saddam Hussein, Norman Schwarzkopf, Julia Roberts, Tom Cruise, Donald en Ivana Trump, Moeder Theresa.

____

OPGETEKEND DOOR ACHILLE VAN DEN BRANDEN OM 18:18
RUBRIEKEN BIBLIOTHECA, MEDIA, OPINIE

© 2007-2011 - ACHILLE VAN DEN BRANDEN